De oorsprong en betekenis van het woord clown is omstreden.
Zo zijn er bronnen die menen dat het woord clown oorspronkelijk uit het Engels, waar het onbenul of boerenpummel betekent, komt. Het is mogelijk verwant aan het Nederlandse woord kluns.
Een andere verklaring is dat het woord afkomstig is van het Latijnse colonus, dat "boer" betekent.
Andere bronnen zeggen dan weer dat clowns ook al bij de Grieken aanwezig waren. Het woord clown betekent daar “degene die toneelstukjes opvoert”.
Mensen doen lachen.
Wat clowns gemeen hebben, is dat ze mensen willen doen lachen of nadenken.
De Grieken deden iedereen na, van soldaten tot goden en maakten zo mensen aan het lachen.
In de middeleeuwen waren er de narren. Zij waren in dienst van een koning of een ander machtig iemand. Op een paleis maakten ze dan hun baas en zijn gasten aan het lachen door te spotten met de samenleving.
Van het paleis terug naar het volk.
Na de paleisnarren kwamen er veel verschillende soorten clowns, zoals jongleurs, acrobaten, verhalenvertellers en zangers. Zij traden destijds vooral op straat op.
In de 16e eeuw, werd het pantomime steeds populairder. Er ontstonden karakters als Harlekijn en Pierrot. Zij beelden de dingen uit, zonder er ook maar een woord bij te zeggen.
In 1768 presenteerde Philip Astley, in Londen, een show. In deze show werden acrobatiek en humor gecombineerd. Dit was het begin van het moderne circus.
Fel gekleurde kledij.
Sinds de tijd van de narren dragen clowns kleding in felle, vrolijke kleuren en vaak veel te grote schoenen en te grote kleding.
Hun gezichten zijn ook vrolijk geschminkt en hun neus is voorzien van een rode bol
|